Vlindersoorten in de vlindertuin

Elke vlindersoort mag eigenlijk wel gehouden worden behalve natuurlijk de bedreigde soorten.
We hebben een paar vlindersoorten opgezocht die je mag houden in een vlindertuin, hoe oud ze worden,wat ze eten,waar ze het liefst leven en paar kenmerken.

 

Atlanta

Kenmerken Voorvleugellengte: 26-32 mm. Een vrij grote zwarte vlinder met in de vleugelpunt van de voorvleugel enkele witte vlekken; vanaf de voorrand loopt een oranjerode band dwars over de vleugel naar de binnenrandhoek. Langs de achterrand van de achtervleugel ligt ook een oranjerode band.

Habitat

Zwervende atalanta´s kunnen vrijwel overal gezien worden, op plaatsen met veel nectarrijke planten vaak in grote aantallen.

Levendsduur Rups: mei-november; de meeste rupsen sterven hier in de late herfst. De rups leeft in een uit een of meer bladeren samengesponnen hangend tuitje aan een brandnetel en heeft een voorkeur voor brandnetels op natte tot vochtige plaatsen in de volle zon. De soort kan in Zuid-Europa in alle stadia overwinteren; in Nederland overwintert de soort incidenteel als vlinder.

Eten Rottend fruit,nectar van nectar planten

 

Gele tijger Vlinder

Kenmerken

Voorvleugellengte: 17-22 mm. Meestal goed te herkennen aan de vaalgele of witachtig gele voorvleugel met de rij langwerpige vlekjes die vanuit de vleugelpunt tot bijna halverwege de binnenrand van de vleugel loopt; bij effen exemplaren is dit vaak ook aan de onderkant te zien. De achtervleugel is meestal iets lichter van kleur. De hoeveelheid vlekjes, die soms zelfs streepjes zijn, varieert sterk.

Habitat

Bossen, heiden, duinen, struwelen en graslanden; ook parken en tuinen. Diverse planten en loofbomen, waaronder brandnetel, kamperfoelie, hop, zuurbes, pruim en berk.

Levenscyclus

Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.

Eten Nectar, rottend fruit,pruimen,zuurbes

 

Papegaaitje

Kenmerken

Voorvleugellengte: 14-17 mm. Een nogal variabele spanner met een overwegend groenachtige kleur. De middenband en de vleugelwortel zijn meestal iets donkerder dan de rest van de voorvleugel. Kan gewoonlijk van andere groene spanners worden onderscheiden door de roodachtig bruine gemarmerde vegen die vanuit de vleugelwortel in de lengterichting over de voorvleugel lopen; soms zijn deze echter vaag of afwezig. Dicht bij de vleugelpunt bevindt zich een witachtige of licht gekleurde vlek langs de voorrand die in feite deel uitmaakt van de onregelmatige lichte zone aan de buitenzijde van de middenband. Langs de binnenrand van de voorvleugel loopt bij het mannetje ter hoogte van de middenband een tamelijk brede zwarte strook. Het vrouwtje is gemiddeld iets groter, donkerder en groener van kleur. De achtervleugel is grijs.

Habitat

Loofbossen, struwelen en tuinen in bosachtige omgeving. Diverse loofbomen, met een voorkeur voor eik. 

Levenscyclus

Rups: mei-augustus. De rups verpopt zich in de strooisellaag. In het najaar vindt de paring plaats waarna de mannetjes sterven. De volwassen vrouwtjes overwinteren en zetten pas in het voorjaar de eitjes af.

Eten Nectar en Verrot fruit

 

Herculesje

Kenmerken

Voorvleugellengte: 14-23 mm. Onderscheidt zich van alle gelijkende soorten doordat in rust de vleugels boven het achterlijf tegen elkaar geklapt worden als bij een dagvlinder. De vlinders van de zomergeneratie zijn kleiner en lichter van kleur dan die van de voorjaarsgeneratie en hebben aan de onderzijde van de vleugels grotere bruinoranje vlekken.

Habitat

Bossen, struwelen, parken en tuinen; ook in stedelijke omgeving.

Diverse loofbomen en struiken. 

Levenscyclus

Rups: mei-juni en augustus-september. De soort overwintert als pop, ingesponnen tussen bladeren of dode plantenresten of mogelijk in de grond.

Eten Rottend fruit, nectar